Gezondheidszorg

De gezondheidszorg in Gambia staat op een heel laag peil. Er is een tekort aan vrijwel alles: er zijn te weinig klinieken, te weinig artsen, te weinig geschoolde verpleegkundigen, en te weinig medicijnen. Op het platteland zijn duizenden mensen afhankelijk van de (kraam-) klinieken die in de wat grotere dorpen zijn gevestigd. Patiënten moeten daarheen lopen of met een ezelwagentje worden gebracht, want op het platteland zijn vaak geen auto’s daarvoor aanwezig. In deze kleine gezondheidsposten zijn meestal wel een verloskundige en een verpleegkundige, maar bijna nooit een arts. Voor laboratoriumonderzoek is men daar aangewezen op de districtsziekenhuizen. In het binnenland zijn twee ziekenhuizen, één in Bansang en één in Farafenni.
Medisch gezien gaat in Gambia de grootste zorg naar moeder en kind, dat wil zeggen controles vóór de bevalling, de bevalling zelf en de controle van de zuigelingen. Echter de kraamklinieken en de “consultatiebureaus” hebben vaak nauwelijks apparatuur (zoals b.v. babyweegschalen en bloeddrukmeters).

Moeders met kinderen bij het consultatiebureau

Er sterven regelmatig vrouwen in het kraambed. Ook de kindersterfte is groot.
Gemiddeld sterven 48 van de 1.000 baby’s bij de geboorte en halen zo’n 125 kinderen het 1e levensjaar niet. De overheid organiseert wel al grote inentingscampagnes tegen mazelen en polio. Ook wordt al veel aandacht besteed aan HIV-Aids preventie.
In de dichtbevolkte kuststrook zijn meer medische voorzieningen dan op het platteland, maar ook daar moeten patiënten voor verder onderzoek vaak naar één van de grotere ziekenhuizen. Tijdens de reis met de overvolle bush taxi is deze patiënt een bron van besmetting voor de andere passagiers.

De belangrijkste doodsoorzaken zijn malaria en ziektes die worden veroorzaakt door het drinken van vervuild water (zoals diarree, hepatitis A en tyfus).

De levensverwachting van de mensen in Gambia is dan ook maar 53 jaar, en maar 3% van de bevolking wordt ouder dan 65 jaar.