Over Gambia

Gambia is het kleinste land van het Afrikaanse continent en wordt volledig omsloten door Senegal. Het ligt op het meest westelijke puntje van Afrika. Gambia boort het zich vanaf de Afrikaanse westkust als het ware als een lange, gekromde vinger landinwaarts. Aan de kust is het land nog 48 km breed, maar het versmalt zich geleidelijk tot 24 km; in totaal is Gambia 320 km lang. De rivier de Gambia doorsnijdt het land van west naar oost dus deelt het land nog eens in tweeën en dat is zeer ingrijpend. Er zijn nauwelijks mogelijkheden om de rivier over te steken. Wel is de Gambia één van de best bevaarbare rivieren van West-Afrika.

 

Gezondheidszorg

De gezondheidszorg in Gambia staat op een heel laag peil. Er is een tekort aan vrijwel alles: er zijn te weinig klinieken, te weinig artsen, te weinig geschoolde verpleegkundigen, en te weinig medicijnen. Op het platteland zijn duizenden mensen afhankelijk van de (kraam-) klinieken die in de wat grotere dorpen zijn gevestigd. Patiënten moeten daarheen lopen of met een ezelwagentje worden gebracht, want op het platteland zijn vaak geen auto’s daarvoor aanwezig. In deze kleine gezondheidsposten zijn meestal wel een verloskundige en een verpleegkundige, maar bijna nooit een arts. Voor laboratoriumonderzoek is men daar aangewezen op de districtsziekenhuizen. In het binnenland zijn twee ziekenhuizen, één in Bansang en één in Farafenni.
Medisch gezien gaat in Gambia de grootste zorg naar moeder en kind, dat wil zeggen controles vóór de bevalling, de bevalling zelf en de controle van de zuigelingen. Echter de kraamklinieken en de “consultatiebureaus” hebben vaak nauwelijks apparatuur (zoals b.v. babyweegschalen en bloeddrukmeters).

 

Onderwijs

Tegenwoordig volgt ongeveer 55% van de kinderen lager onderwijs. Sinds enkele jaren is het lager onderwijs op de overheidsscholen voor meisjes gratis; daardoor is het analfabetisme gedaald. Hoewel het onderwijs door de overheid wordt betaald, moeten de ouders wel zelf de kosten voor boeken, schriften, pennen en het schooluniform betalen.
Veel kinderen volgen niet het hele jaar onderwijs; tijdens het oogstseizoen zijn ze thuis nodig om mee te helpen op het land.
Voor de meeste kinderen is vervolg onderwijs niet haalbaar doordat de kosten hiervoor te hoog zijn voor de ouders.

 

Economie

De economie van Gambia behoort tot één van de zwaksten in de wereld. Het Bruto Nationaal Product per hoofd van de bevolking is € 350 (in Nederland meer dan € 20.000).
De Gambiaanse economie rust hoofdzakelijk op de agrarische sector. De landbouw heeft als belangrijkste exportproduct de pinda. Dat is een wankele basis, omdat de prijzen op de wereldmarkt sterk fluctueren. Op kleinere schaal worden ook specerijen, papaya en mango geëxporteerd. Voor eigen gebruik verbouwt men rijst, cassave en couscous.
April en mei, de droge maanden voor het regenseizoen, staan bekend als ‘hungry season’. De wintervoorraden zijn op en het is wachten op de nieuwe oogst. Ieder jaar weer is het afwachten hoe groot de opbrengst zal zijn, een gebrek aan regen of een sprinkhanenplaag kan de hele oogst vernietigen.

 

Bevolking

Gambia heeft ongeveer 2,5 miljoen inwoners en behoort met z’n 110 inwoners per km2 tot één van de dichtstbevolkte landen van Afrika. De meeste mensen wonen in de kuststreek, waar de vier belangrijkste steden liggen, Banjul, Serekunda, Bakau/Fajar en Brikama. In Gambia wonen verschillende etnische groepen, waarvan de Mandinka met 44% de grootste is. Verder zijn er de Fula (ongeveer 18%) en de Wollof (ongeveer 12%) van de bevolking. De Mandinka en de Fula leven merendeels op het platteland en bedrijven landbouw en veeteelt, terwijl de Wollof meer in de stedelijke gebieden te vinden zijn, waar zij zich veelal met de handel bezighouden.

Engels is de officiële voertaal in het onderwijs, bij de overheid en in de rechtspraak; ongeveer de helft van de bevolking beheerst deze taal redelijk tot goed. De belangrijkste stamtaal, het Mandinka, is de taal waarin de stammen onderling communiceren.

 

Geschiedenis

Gambia maakte ooit deel uit van het Ghanese Rijk. De eerste schriftelijke bronnen over het land zijn verslagen van Arabische handelaren uit de 9e en 10e eeuw. De Arabieren haalden slaven, goud, en ivoor uit het gebied via een handelsroute door de Sahara. In de 15e eeuw namen de Portugezen deze handel over via zeeroutes. Gambia maakte toen deel uit van het Koninkrijk Mali.

In 1588 verkocht de Portugese troonpretendent de exclusieve handelsrechten op de Gambia-rivier aan de Engelsen. Koning Jacobus I van Engeland verleende in 1618 de handelsrechten in Gambia en Goudkust aan een Brits bedrijf.

Aan het eind van de 17e eeuw en gedurende de 18e eeuw streden de Fransen en de Britten om de macht in Senegal en Gambia. Bij de Vrede van Versailles van 1783 ging het gebied naar het Verenigd Koninkrijk. Frankrijk behield een kleine enclave die in 1857 alsnog werd overgedragen. In 1889 werd overeenstemming bereikt over de grenzen. Gambia werd toen een Britse Kroonkolonie.

Republiek

In 1962 werden er algemene verkiezingen gehouden. Gambia kreeg zelfbestuur in 1963, en werd op 18 februari 1965 onafhankelijk. Het bleef echter wel lid van het Britse Commonwealth en was een constitutionele monarchie met de Britse koningin als staatshoofd. Korte tijd later stelde de regering voor Gambia om te vormen tot republiek. Het voorstel haalde aanvankelijk niet de vereiste tweederdemeerderheid. Maar op 24 april 1970 werd Gambia na een referendum alsnog een republiek.